'Drie realistische fabels van Sybren'

Zichzelf een rol toedichten, zich op laten nemen in een verbeeldingswereld, betekent eigenlijk de hoofdfiguur worden van een verhaal. Er werd al op gewezen dat de auteur de geboorte van Breekwater laat samenvallen met diens intrede in het roman-verhaal. Maar er is meer. Op een dag dat Godgegeven 'als het ware reeds onrustig werd van zijn naderend bestaan' leert hij in een klein etablissement de jonge schrijver Lokien ken nen. En verder in het boek wordt duidelijk gezegd dat Lokien Breekwater tot een romanfiguur maakt. Het zou dus kunnen lijken
dat Lokien, als schrijver zelf een personage in de roman van Sybren Polet, de rol van de auteur overneemt en voortzet. In een analyse van Breekwater heeft Dr. W. Blok in dit verband van een telescopisch perspectief gewaagd. Ongelijk heeft hij niet, maar volgens mij heeft hij dit verschijnsel te uitsluitend als een technisch procédé gezien en is daardoor ook zijn interpretatie van de Lokien-figuur- onvolledig gebleven. Van groot belang lijkt mij daarom nog de auteursmededeling op bladzijde 10 betreffende de andere romanpersonages: '...Merel, zijn vrouw, zijn dochter, Lokien, zij interesseren ons niet. Misschien komen ze toch nog - heel even - toe aan bestaan, maar dat danken zij dan de heer Godgegeven.' Lokien bestaat dus in functie van Godgegeven. (De toevoeging 'zij interesseren ons niet' had Polet beter achterwege kunnen laten: ze betekent wezenlijk niets, kan alleen verwarring stichten en staat in flagrante tegenstelling tot het grote belang dat Lokien gaandeweg in de roman krijgt.) Nog in een prenataal stadium verkerend loopt Godgegeven over een plein door water en praat met twee bomen. Zoals bekend zijn water en bomen beide geboorte- en libidosymbolen. Eén van die bomen noemt hij Lokien en hij begint met hem een gesprek. In een irreëel gehouden situatie krijgt dit gesprek ook geen realistisch karakter, maar de volgende betekenisvolle begrippen duiken er in op: menselijkheid, het luchtledige van het verleden en schizofrenie. Bij een realistisch-psychologische aanpak van de roman zouden deze begrippen bij voorbeeld uitstekend gepast hebben in een eerste inwendige monoloog van de in een opstekende crisis verkerende Godgegeven en zouden ze de eerste symptomen geweest zijn van verward zelfonderzoek. En toch zijn ze dat hier wezenlijk ook. Uit de voorgaande gegevens (die natuurlijk slechts hun volle betekenis krijgen in de context van de hele verdere roman: de structurele samenhang werkt namelijk niet alleen in de richting van a tot z, maar evenzeer in de ómgekeerde richting) kan dan ook de volgende conclusie getrokken worden. Krachtens een mededeling van de auteur wordt Godgegeven door zijn hergeboorte in Breekwater een romanfiguur, dus een verhaalgestalte. Als het-ware tijdens de barensweeën roept Godgegeven de (nog vrij schimmige) schrijversfiguur Lokien op, en in gespreksflarden met hem duiken de eerste problematische vragen op, o.m. de vraag naar schizofrenie, die op een verzwakt realiteitsbesef en een splitsing van de persoonlijkheid wijst. Godgegeven wordt inderdaad een ander wiens rol hij speelt of probeert te spelen. Als Breekwater wordt hij er zich later in gezelschap v~n Lokien enkele keren met onbehagen scherp van bewust dat zijn bestaan dat van een romanfiguur, en dus een fictief bestaan is. Gevangen in een zelfprojectie waarin hij nochtans blijft happen naar realiteit, ingekapseld in zijn eigen verbeelding waaruit de vragen steeds talrijker losbreken, wordt hij steeds dwingender met zijn eigen spiegelbeeld geconfronteerd. Dit spiegelbeeld is het verhaal van zijn onverminderde jeugdige kracht (op het eind van de roman, vlak voor zijn nederlaag, zegt hij wanhopig: 'Ik ben een jongeman', en van het weren van ouderdom en dood. Van dit verhaal dat steeds problematischer, steeds kritischer, steeds meer onhoudbaar wordt, is Lokien de 'auteur'. Daarom is Lokien te bestempelen als de personificatie van Breekwaters kritisch zelfbewustzijn, of anders gezegd: als Breekwaters mentale dubbelganger.


print deze pagina print deze pagina